Nu de Colruyt Group de gebruiks- en milieuvergunning op zak heeft voor de exploitatie van de zeeboerderij, kan ze starten met de zoektocht naar partners voor de installatie en het onderhoud van de mossellijnen, de kweek en de oogst van Belgische mosselen en de verwerking en verpakking ervan. Naar verwachting zullen de eerste mosselen in het najaar gekweekt worden.
In eerste instantie zal de zeeboerderij een kwart van de zone benutten waarvoor de vergunningen zijn afgeleverd. Die zone, de Westerdiepzone, situeert zich op 5 kilometer voor de kust van Nieuwpoort. Later wil de retailer ook oesters en zeewier kweken.
Verzet
De plannen botsen op tegenkanting uit verschillende hoeken. De stad Nieuwpoort tekende eerder al verzet aan tegen de vergunningen, net zoals de Bond Beter Leefmilieu en Natuurpunt. Ook de pleziervaart en de visserijsector bekijken het project met argusogen.
De grootste bezorgdheden zijn het verlies van rijke visgronden, vangstbeperking, het verlies van ruimte voor visserij, recreatie en toerisme, onduidelijkheid over de potentiële milieu-impact en de economische meerwaarde voor de lokale gemeenschap.
Zoektocht naar een evenwicht
“Het is een open deur intrappen wanneer ik zeg dat we hier met innovatie zitten die heel wat economische mogelijkheden biedt. Maar het is altijd heel moeilijk om een evenwicht te zoeken om alle kansen te bieden aan die aquacultuur”, stelt Cathy Coudyser in de Commissie Landbouw van het Vlaams parlement. “Als je hier kansen wil bieden, moet je uiteraard ook in ruimte voorzien. Maar zoals op land is ook op zee de ruimte beperkt. Daarom is het belangrijk om te zoeken naar de voor- en nadelen voor de verschillende partners.” Van minister Crevits wilde ze weten welke acties ze al ondernomen heeft om meer draagvlak te krijgen om dit project tot stand te brengen.
Samen met de provincie West-Vlaanderen heeft de minister geprobeerd om de verschillende partijen rond de tafel te brengen. “Maar dat is niet zo eenvoudig op een moment dat de beroepsprocedures tegen de vergunningen lopen”, zegt ze.
Volgens Crevits is het niet zozeer de angst voor het onbekende, de aquacultuur, wat hen drijft, “maar veeleer voor de neveneffecten die komen kijken bij een dergelijk grootschalig project van één grote, sterke speler.” Zelf is ze ervan overtuigd dat aquacultuur enorme opportuniteiten biedt voor de toekomst. “Maar er is natuurlijk een impact op de mariene ruimte en het marien milieu, er is onduidelijkheid over het meervoudig ruimtegebruik en er zijn ook potentiële voor- of nadelen voor lokale gemeenschappen, voor economie en tewerkstelling”, aldus Crevits.
Het slagen van dit project kan bijdragen aan een positieve maatschappelijke perceptie over aquacultuur
De minister wijst erop dat het slagen van zo’n project kan bijdragen aan een positieve maatschappelijke perceptie over aquacultuur. “Wel op voorwaarde dat het duurzaam aangepakt wordt, zowel op economisch, ecologisch als sociaal vlak. Daar is nog wat werk aan de winkel.”
In het project SYMAPA wordt momenteel gezocht naar voordelen voor beide sectoren. Het project is gestart in oktober 2019 en loopt nog tot halverwege 2022. Het onderzoekt de synergie tussen maricultuur en passieve visserij. “Als er een ruimtelijke impact is van maricultuurprojecten op zee, bijvoorbeeld bij implementatie in de zones voor commerciële en industriële activiteiten, zullen er ongetwijfeld ook effecten zijn op de huidige gebruikers van dergelijke zones. Het is bijgevolg van belang om zoveel mogelijk de alternatieve pistes en het potentieel tot samenwerking tussen de verschillende partijen in kaart te brengen. De visserijsector heeft overigens reeds decennia een waardevolle ervaring verworven op zee, die ook nuttig kan zijn bij de uitrol en exploitatie van maricultuurprojecten. Waar mogelijk kunnen beide sectoren op dat vlak overgaan tot samenwerking en kennisdeling. We moeten zoeken naar een win-winsituatie.”
Dat was meteen ook haar boodschap aan Colruyt. “Zij mogen niet onderschatten hoe belangrijk het lokale draagvlak en dat stakeholderoverleg zijn om met dat project vooruit te kunnen. Volgens mij hebben ze dat ook wel begrepen, en ik hoop dat daar de komende weken ook vanuit Colruyt zelf intens werk van zal worden gemaakt.”