Cathy vertolkte het N-VA standpunt en wees erop dat de bewaking van onze kustlijn tot de autonomie van de lokale besturen van de kustgemeenten behoort. Er spelen immers heel wat elementen mee die specifiek zijn voor de verschillende kustgemeenten zoals bijvoorbeeld de inzetbaarheid van redders, jobstudenten en het weer. Bij slecht weer is er niemand die in zee wil gaan zwemmen en dan doet het probleem zich niet voor. Maar in het voor- en het najaar zijn er soms maar heel korte periodes met mooi weer. De ene gemeente heeft ook tien badzones, terwijl een andere er maar twee of drie heeft. De problematiek is volgens Cathy niet zo eenduidig.

Toch wijst Cathy op de noodzaak van een meer gecoördineerd beleid. Zeker ten aanzien van toeristen is dat nodig. Een toerist kent immers de politieverordeningen van elke gemeente niet. Hij weet niet waar hij wel mag zwemmen en waar niet. Daar moet rekening mee gehouden worden. Cathy: “De kustburgemeesters zouden er beter over nadenken hoe ze ten dienste kunnen staan van de bevolking en de toeristen, en de schotten van de gemeenten kunnen overstijgen om samen na te denken over hoe ze elkaar kunnen helpen om gecoördineerd op een lijn te zitten. Dat zou hun ingesteldheid moeten zijn.”

Kustgemeenten zouden meer moeten samenwerken, niet enkel hier in het kader van de kustreddingsdiensten maar ook wat betreft andere thema’s die kustbreed zijn. Denken we dan aan het verhaal van de verdwaalpalen en het verhaal Beaufort. Als kustgemeenten zouden we veel meer kunnen halen uit het toeristisch potentieel van de kust door meer af te stemmen en samen te werken.”

Onderwerpen